|
||||
Heraldische Wapens in de Nederlanden |
||||
|
||||
|
||||
Heraldische Wapens Historische
Geslachtswapens Heraldische
Wapenkunde Heraldische
Wapenregisters |
|
De van der SCHUEREN |
||
|
||||
|
||||
|
Schild: In zilver drie blauwe lelies, een rood kwartier
beladen met een gouden leeuw. *) Helm: half aanziend gekroond Helmteken: Een uitkomende gouden leeuw, rood getongd en
genageld. Dekkleden: Blauw, gevoerd van zilver. |
|||
|
||||
DE
VAN DER SCHUEREN
(PLAAT 76) |
||||
|
||||
Onderscheidene
geslachten, die den naam van van der
Schueren droegen, maar verschillende wapens voerden, hebben in Westphalen, Kleef, Holland en Brabant gewoond. Van het Brabantsche geslacht wordt het eerst melding gemaakt in
1352, toen Reinirus van der Schueren, ridder,
door den Hertog van Brabant met het leen Mutshagen in Limburg werd beleend
(GALESLOOT, le Livre des feudataires
de Jean III, duc de Brabant, p. 237). |
||||
|
||||
De naam
van van der Schueren komt in de 15e
eeuw in de schepen-acten van verschillende
gemeenten van Noordbrabant voor, als gedragen door
aanzienlijke grondbezitters. Deze voerden hetzelfde wapen als het Zuidbrabantsch geslacht, dat in dienzelfden
tijd herhaaldelijk wordt vermeld in de archieven der „ancienne
Chambre héraldique des Pays-Bas" te Brussel. Zoo o.a. leefde in 1484 Arnoldus
van der Schueren, weduwnaar van Johanna van Dielbeeck,
met zijne twee kinderen, Arnoldus en Johanna. |
||||
|
||||
De
geregelde afstamming van het geslacht vangt aan met Jan van der Schueren, zoon van Jan en van Elisabeth
de Bliek of de Blieck. Hij leefde in 1530 te Grimbergen bij Brussel, alwaar in de schepen-acten
te dierzelfder tijd worden genoemd Arnoldus van der Schueren als
meyer van Grimbergen, en Jasper, priester en
monnik in de abdij van Grimbergen. |
||||
|
||||
Jan van der Schueren was gehuwd met Elisabeth Tymmermans,
uit een geslacht dat ook in Noordbrabant is
gevestigd geweest; eene grafzerk met het wapen dier
familie bevindt zich nog in de roomsch-katholieke
kerk te Esch bij Boxtel. De
achterkleinzoon van Jan van der
Schueren, Petrus, geh.
met Laurence Jacobs, was schepen
in de hoofdbank van Grimbergen en bewoonde aldaar
een kasteel, genaamd het huis te Meundonck, dat
hij, blijkens schepen-acte van 27 Mei 1605, van Jan van Gindertaelen
had gekocht. Petrus had eene dochter, Maria, die met Jan de Meyere,
hoofdmeyer des lands van Grimbergen, trouwde, en twee zoons, Johannes en Martinus. |
||||
|
||||
Johannes, raad-fiscaal van financiën,
werd door den Koning van Spanje bij diploma van 16 Dec. 1659 tot den adelstand
verheven. Uit zijn huwelijk met Maria
van Steenwinckel werden twee kinderen geboren: |
||||
|
||||
Martinus van der Schueren vestigde zich met
der woon te St. Jans Molenbeek bij Brussel. Hij was tweemaal geh.: 1e
met Margaretha van der Borcht en 2e met Maria de Pipenpoy. Uit dit tweede
huwelijk werden twee zoons geboren, Henricus
en Robert, welke
laatste trouwde met Petronella van Cutsem, uit welk huwelijk twee kinderen: Carolina, die Carolus van Quickelberg,
raad van financiën, trouwde, en Judocus,
die in 1705 in den echt trad met Maria
Anna Tons. Hunne dochter Petronella huwde in 1727 Joachim Sire-Jacobs, en de eenige
dochter uit dit huwelijk, Maria Anna
Jacoba, trad in den echt met Hieronymus
Balthazar Burggraaf de Roest d'Alkemade, Baron van Stalle, Neerstalle en Overham, kolonel in dienst van den Koning van Spanje,
ridder der orde van St. Jacob. |
||||
|
||||
Henricus van der Schueren, geb. te St. Jans
Molenbeek 26 Nov. 1642, overl. 7 Feb. 1707, had uit zijn huwelijk met Anna van der Streken een zoon Gerardus, en uit zijn
tweeden echt met Elisabeth van den
Daele o.a. een zoon Robert,
die in 1732 als hoofdmeyer van Grimbergen overleed. |
||||
|
||||
Gerardus van der Schueren, geb. te Brussel 9
Jan. 1665, overl. 22 Juni 1691 , was geh. met Catharina Leyniers, uit welk huwelijk
den 22 Juni 1690 te Brussel werd geb. een zoon, genaamd Gaspard Joseph. Deze was
hoofdschout der stad Lier met haren Bijvang en heer van het oude hof van Craeyestein, en stierf 14 Dec. 1744. Hij werd bij opene brieven van Keizer Karel VI op 9 April 1715 in zijn
adeldom erkend en bevestigd en tot Ridder van het H. R. Rijk verheven,
voor hem en al zijne wettige nakomelingen. Bij datzelfde diploma verkreeg hij
eene kroon op den helm en werd aan hem en al zijne
afstammelingen als een bijzonder blijk van vorstelijke gunst toegestaan het praedikaat de
vóór hun naam te voeren. Daar dit diploma, te Weenen
onderteekend, door het bestuur der Oostenrijksche Nederlanden niet
werd erkend, bevestigde de Keizer het bij nieuwe opene
brieven van 2 April 1735, waarbij uitdrukkelijk aan de landvoogdes en alle
autoriteiten in de Oostenrijksche Nederlanden werd
gelast Gaspard Joseph in zijn rang en
titel te erkennen. Hij was tweemalen
geh.: 1e met Isabella de Meulenaere (dochter van Pierre, heer van
Stevensweert, Ohé en Laak, raadsheer van den
Paltsgraaf en zijn agent te Antwerpen, en van Johanna de Mangelaer)
en 2e met Anna Maria van
den Driessche genaamd du Trieu de Chatelet. Uit het eerste
huwelijk werden o.a. geboren: Catharina
Theresia, die met Johannes
Carolus Jacobus de Bay trouwde en van wie het
thans nog te Gend bloeiende geslacht de Bay afstamt, en Carolus
Godefridus Dominicus. Uit het
tweede huwelijk sproot ééne dochter, Catherine Franpoise
Josephine, die door haar huwelijk op 18 Sept. 1756 de zesde echtgenoote werd van den Antwerpschen
schepen Franciscus Ignatius Gansacker. |
||||
|
||||
Carolus Godefridus Dominicus de van der
Schueren,
geb.
te Lier 25 Nov. 1725, was ridmeester in dienst van
den Keizer en overleed te Roermond 24 Juli 1781. Uit zijn huwelijk met Elisabeth Maria Theresia Coenraets (dochter van den raadsheer Johannes Baptista en van Johanna Duycker
of Deucker) werden o.a. de volgende kinderen
geboren: 1. Petrus, die 2 Nov. 1813
als pastoor te Altenkerken bij Venlo overleed. 2. Maria Dorothea, geh. met Emericus Josephus de Lutz,
secretaris van den Bisschop van Roermond; hunne dochter Sophia Maria
Philippina huwde 17 Dec. 1816 Johannes Josephus Anthonius de Pollart. 3. Johannes Baptista, die volgt. 4. Petronella Apollonia, trad
15 Feb. 1789 in de adellijke abdij Furstenberg te Xanten in de Cistercienser-orde.
Na de opheffing dier abdij week zij naar die te Schleidenhorst
van dezelfde orde. Toen ook deze abdij werd opgeheven vestigde zij zich met eene andere kloosterzuster te Straelen,
alwaar zij 16 Feb. 1844 op 87 jarigen leeftijd overleed. 5. Francisca Henrica Theresia,
trouwde Balthasar Geörge Joseph van Asbeck tot Luillema. Zij overleed te Groningen 20 Oct. 1832
zonder nakomelingen. 6. Vincentius Franciscus Josephus,
trad in dienst der Vereenigde Nederlanden, werd officier in het regiment
Oranje-Nassau en overleed, door een ongeval op de jacht, 24 Dec. 1793 nabij
Amsterdam, zijne garnizoensplaats. Uit zijn huwelijk met Maria Johanna Goverdina Zorreth werd
een zoon geboren, Petrus Hubertus
Vincentius Wilhelmus, die pastoor werd te Orthen
bij 's Hertogenbosch en aldaar 5 Dec. 1819 overleed. |
||||
|
||||
De hierboven
onder 3. genoemde Johannes Baptista de van der
Schueren, geb. te Oirschót
en gedoopt te Poppel 17 Juli 1755, werd even als zijn
broeder officier in het regiment Oranje-Nassau. Hij verliet echter de dienst
toen de Erfstadhouder gedwongen werd naar Engeland de wijk te nemen, en
vestigde zich eerst te 's Hertogenbosch, daarna te Vught, van welk dorp hij 1
Jan. 1811 tot maire werd benoemd, nadat hij vooraf schout civiel van Vught, Cromvoirt en Esch was geweest. Hij legde zijn ambt op 31
Dec. 1813 neder en overleed te Vught 21 April 1815. |
||||
|
||||
Johannes Franciscus de van der Schueren, geb. te 's Hertogenbosch
21 Maart 1798 en aldaar overleden 30 Juli 1880, werd, even als zijn jongere
broeder Ludovicus Johannes Hubertus,
geb. te 's Hertogenbosch 29 April 1800, door Koning Willem I bij diplomata van 19 Feb. 1821 in den Nederlandschen adel
ingelijfd met den titel van Ridder, overgaande op al hunne wettige
mannelijke afstammelingen. Van
beiden zijn nakomelingen in leven, uit hunne huwelijken respectivelijk
met Sophia Henrietta Maria van Bommel,
overl. te 's Hertogenbosch 4 April 1880, en met Jkvr. Theresia Adriana Wittert, overl.
te ’s Gravenhage 10 Maart 1882. |
||||
|
||||
|
||||
|
||||
*) De beide zusters Zorreth stamden af van Frederik Zorreth, die, uit Polen of Pommeren
afkomstig, aan het einde der 17de eeuw in de Nederlanden kwam en op aanbeveling
van den Landgraaf van Hessen-Cassel tot luitenant
in het regiment garde-dragonders werd aangesteld,
in welk corps hij tot luitenant-kolonel opklom. Hij sneuvelde in den veldslag
bij Lafeld 2 Juli 1747 en werd 4 Juli te Maastricht
begraven met de militaire honneurs aan den rang van luitenant-generaal
verbonden. In zijn rapport (aanwezig op het Rijksarchief) omtrent den slag
schrijft de Vorst van Waldeck, opperbevelhebber der Nederlandsche troepen,
het volgende aan de Staten: „Wij hebben in het regiment garde-dragonders
den luitenant-kolonel Zorreth verloren, hetwelk een
irreparabel verlies is voor het regiment en voor
den dienst." In zijn rapport aan den Prins van Oranje, in het Fransch gesteld, laat hij zich in gelijke bewoordingen
omtrent den overste Zorreth uit. Het moet dus
bevreemden, dat professor BOSSCHA in zijn werk Neerlands
Heldendaden te Land over den slag van Lafeld
sprekende (Deel II, blz. 612), waar hij den dood van een anderen
luitenant-kolonel der garde-dragonders vermeldt,
met geen woord van dien verdienstelijken en betreurden hoofdofficier gewag
maakt. Uit zijn huwelijk
met Catharina Heyblom werden de volgende zonen
geboren: 1. Cornelis
Adriaan, geb. 8 Aug. 1717, werd even als zijn broeder Jan Michiel, ter vereering van de nagedachtenis zijns vaders, na diens
dood van luitenant tot kapitein bevorderd. Hij diende in het regiment
dragonders van den Prins van Hessen-Cassel en klom
op tot den rang van kolonel. 2. Jan Michiel,
geb. te Breda in 1723, werd 13 Nov. 1747 bevorderd tot kapitein, kommandant der lijfcompagnie van den Prins van Oranje.
Den 10 Nov. 1783 werd hij ter vervanging van den overleden Prins van Solms benoemd tot luitenant-kolonel effectief in het is t
e regiment voetvolk Oranje-Nassau. Den 15 Oct. 1787 werd hij, na voorafgaande
aanstelling tot generaal-majoor, sergeant-major of wachtmeester-generaal over al de infanterie in dienst der
Vereenigde Nederlanden, terwijl hem eindelijk op 28 Feb. 1794 de rang van
luitenant-generaal werd verleend. Den Erfstadhouder naar Engeland willende
volgen, werd hij op de reis derwaarts te Rotterdam ziek en overleed aldaar 29
Jan. 1795. BOSSCHA noemt hem ten onrechte als luitenant-kolonel, deelnemende
aan het beleg van Sluis in 1794; dit zal zijn jongere broeder Willem
Christoffel geweest zijn. 3. Frederik
Gerard, werd na zijns vaders dood door den Landgraaf van Hessen-Cassel tot kornet in een regiment kurassiers aangesteld. Hij streed met zijn regiment in
den Zevenjarigen Oorlog en klom op tot den rang van majoor. 4. Willem
Christoffel, was kolonel der infanterie. Hij trouwde met Marie Francoise Joséphine de Clèves, uit welk
huwelijk ééne dochter werd geboren, die in den echt
trad met Theodorus Baron de Raet van de Voort, wier
afstammelingen nog in België leven. 5. Cornelis
Andreas, geh. met Clara Maria van Montfoort. Behalve de beide in den
tekst genoemde zusters Euphemia en Maria hadden zij drie zonen: 1. Jan
Thomas, majoor in het regiment Hessen-Philipsthal;
2. Louis Frederik, die wegens betoonde dapperheid op het slagveld van Landrecies door den Erfprins van Oranje (later Koning
Willem I) van kapitein tot luitenant-kolonel in het regiment Hessen-Darmstadt werd bevorderd, en 3. Cornelis
Johannes, kapitein in het regiment Oranje-Nassau. Geen hunner liet
kinderen na. Het wapen van Zorreth was: Gedeeld:
1.
in goud een zwarte hertshoorn; 2. doorsneden: a. gedwarsbalkt van
groen en goud van vier stukken; b. in rood een rechtopgeplaatst
zilveren zwaard met gouden gevest. Goud-zwarte
wrong op den helm. Helmteeken: een zwart hertsgewei, waartusschen het
zwaard van het schild. |
||||
|
||||
|
||||
*) Er is nog steeds een discussie over deze beschrijving. Men beschrijft ook wel Schild: In zilver twee
blauwe lelies [want ziet er twee, alleen zegt men dan als discussiepunt - dan
zouden de twee blauwe lelies onder het rode kwartier naast elkaar moeten
staan - de kortsluiting daarin zit hem in de aanvulling van "--- lelies,
over alles heen een rood kwartier ---"] |
||||
|
||||
Uit: |
||||
|
||||
|
||||
Hoewel er naar gestreefd is correcte
informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op
het moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is.
Aan de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. |
||||
|
||||
|
|