|
||||
Heraldische Wapens in de Nederlanden |
||||
|
||||
|
||||
Heraldische Wapens Historische
Geslachtswapens Heraldische
Wapenkunde Heraldische
Wapenregisters |
|
Van den BOETZELAER |
||
|
||||
|
||||
|
|
|||
|
Schild: Gevierendeeld: I en IV In rood drie gouden weerhaken [van den Boetzelaer];
II en III In goud een rode leeuw, blauw getongd en genageld, overtopt
met een blauwe barensteel, [Langerak],
over alles heen een hartschild van zilver beladen met twee rode beurtelings
gekanteelde dwarsbalken [Van Arkel]. Helmteken: Een (baronnen)
kroon met een omgewende, omgekrulde,
uitkomende gouden slangenkop en hals. Dekkleed: rood, gevoerd van
goud. |
|||
|
|
|||
|
||||
VAN
DEN BOETZELAER |
||||
|
||||
Van den Boetzelaer, ook dikwijls
enkel van Boetzelaer genoemd,
is een Nederrijnsch geslacht, welks stamhuis
Boetzelaer in het Kleefsche ligt. Het wordt reeds
in het eerste begin der 12e eeuw genoemd, onderscheidde zich
bereids toenmaals door zijne aanzienlijke alliantiën
en zag verscheidene zijner leden met de ridderlijke waardigheid bekleed,
gelijk zij in latere geslachten, beschreven werden in de Ridderschap van
Holland en van Utrecht. |
||||
|
||||
De
eerste die
zich in de Nederlandsche gewesten vestigde was Rutger V van den Boetzelaer, geh. met Elburg van Langerak, dochter
van Jan, heer van Langerak, en van
Alferade van Polanen,
vrouwe voor de helft van de heerlijkheid Asperen. De andere helft kwam toe
aan hare zuster, die met Arend Pieck
getrouwd was en dit gemeenschappelijk bezit gaf aanleiding tot oneenigheden over de inkomsten der heerlijkheid, ten
gevolge waarvan Willem van Buren,
een nabestaande van Pieck, in het
jaar 1460 Rutger van den Boetzelaer
op zijn kasteel te Asperen doodschoot, voor welk feit hij te 's Gravenhage
onthoofd werd. Van de zonen van Rutger
V zette Zweder,
de jongste, de linie der Heeren van den Boetzelaer
tot Boetzelaer in het Kleefsche voort, die daar
uitstierf. |
||||
|
||||
Van
den Boetzelaer - Langerak en Asperen. |
||||
|
||||
Wessel IV van den Boetzelaer, de oudste zoon
van Rutger V, was
heer van Langerak en Asperen en voerde zijn wapen: Gevierendeeld: 1. en
4. de drie weerhaken, wegens van den Boetzelaer; 2. en 3.
de leeuw met den barensteel, wegens Langerak *). Hij overleed 31
Juli 1492 en liet uit zijn huwelijk met Judith
de Mol van Leedbergen onder
anderen na Rutger VI, heer
van Langerak en Asperen, in 1528 geh. met Bertha van Arkel, dochter van Otto van Arkel, heer van Heukelom, waardoor het wapen van Arkel als hartschild op
de kwartieren kwam. Zijn
oudste zoon Floris, die
daarbij evenzeer betrokken was geweest en ook het land moest ruimen, overleed
vóór hem, en zijn vierde zoon, Daniel,
die ongehuwd in 1591 stierf, werd door zijne nicht Margaretha van Praet bij testament
begiftigd met de heerlijkheden Merwede en
Moerkerken. |
||||
|
||||
Rutger VII, de derde zoon van
Wessel V,
zette weder den stam voort en had bij zijne echtgenoote
Agnes de Bailleul
drie zonen: |
||||
|
||||
Rutger Wessel van
den Boetzelaer, geb. in 1566, overl. in 1632, heer van
Asperen en Merwede, welke laatste heerlijkheid hij
aan de stad Dordrecht verkocht, huwde: 1e in 1598 Amelia van Marnix, dochter van den in
de geschiedenis bekenden heer van St.-Aldegonde, en 2e Maria van Zuylen. Met zijne broeders Werner Adolf en Gideon verkreeg hij onder dagteekening
van 14 Oct. 1612 van Keizer Matthias
de waardigheid van Baron van het H. R. Rijk. Uit zijn eerste huwelijk had hij
onder anderen een zoon, Philip
Jacob, die reeds bij het leven van zijn vader door vrijwillige
overdracht Asperen kreeg, hetgeen later aan zijne kleindochters Anna Magdalena en Maria Cornelia van den Boetzelaer
toeviel. Het
wapen dezer Graven, wier tak is uitgestorven, was het volgende: |
||||
|
||||
Karel van den
Boetzelaer had uit zijn tweede
huwelijk twee zonen: |
||||
|
||||
Uit
het huwelijk van
bovengenoemden Nicolaas van den Boetzelaer en Elizabeth Dorothea de Raad, vrouwe van Dubbeldam, sproten zeven zonen
en drie dochters, waaronder: |
||||
|
||||
De evengenoemde Christiaan Willem van den Boetzelaer en Aletta Johanna Le Leu
de Wilhem hadden drie zonen en twee dochters, waaronder: |
||||
|
||||
Van
den Boetzelaer - Langerak. |
||||
|
||||
Gideon van den
Boetzelaer, jongste zoon van den vroeger genoemden Rutger
VII, verkreeg door overdracht van zijn vader de heerlijkheid
Langerak, waarmede hij 15 Oct. 1596 verlijd werd. Hij ontving, gelijk gemeld
is, 14 Oct. 1612 den titel van Baron des H. R. Rijks en overleed in 1634. Hij
was gouverneur van Loevestein, Woudrichem en Altena
en werd in 1614 als ambassadeur naar Frankrijk gezonden. Tweemaal trad hij in
den echt: 1e met Johanna
van Pallandt; de kinderen uit dit huwelijk
lieten geene afstammelingen na; 2e met Aloysia de Clermont-Gallerande,
na zijn overlijden hertrouwd met Jacques
Nompar de Caumont,
Hertog de |
||||
|
||||
Carel Vincent, August Anthony Gustaaf en Mr. Pieter Alexander van den
Boetzelaer, Dirk van
den Boetzelaer van Kijfhoek en Coenraad Carel Vincent van den Boetzelaer van Dubbeldam,
allen afstammelingen van Nicolaas
van den Boetzelaer en Elisabeth
Dorothea de Raad, werden bij organiek besluit van 28 Aug. |
||||
|
||||
Men
vindt geslachtslijsten bij HOOGSTRATEN, Algemeen Woordenboek, B, blz.
287; KOK, Woordenboek, VII, blz. 634; KOK, Geslacht- en Wapenboek,
I; FERWERDA , II, 2e stuk; HERCKENRODE , Nobiliaire, I, blz. 210. |
||||
|
||||
Op oude teekeningen ziet men den slangenkop van den helm soms
voorgesteld in natuurlijke kleur en niet omgekruld, maar nu eens rechtop
gericht, dan eens dooreengevlochten. |
||||
|
||||
*) Langerak werd geacht
uit Teylingen gesproten te zijn. |
||||
|
||||
|
||||
Uit: |
||||
|
||||
Meer over
Van den Boetzelaer: |
||||
- |
||||
|
||||
Hoewel er naar gestreefd is correcte
informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op het
moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is. Aan
de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. |
||||
|
||||
|
|