WAZAMAR

Familiewapens in de Nederlanden

 

 


wp-100-algemeen-1

Familiewapens
in de
Nederlanden

Inleiding
Inhoud

Historische Geslachtswapens

Inhoud

Heraldische Wapenkunde
in de
Nederlanden

Inhoud

Heraldische Wapenregisters
in de
Nederlanden

Inhoud 

Voor reacties

 

Boreel

A

-

 

wp-Boreel-300.gif

 
Beschrijving:

Schild: In zilver een hoge, zwarte keper, beladen met twee ineengestrengelde gouden zwepen, en vergezeld van drie zwarte jachthoorns, goud geopend, gemond, beslagen en gesnoerd.

Schildhouders: Twee engelen van natuurlijke kleur, gekleed in een zilveren gewaad, dat de buitenste borst bloot laat, en met geopende, naar beneden gerichte vlucht; het geheel geplaatst op een wolk van natuurlijke kleur.

Opmerkingen: Het schild overtopt met een ridderkroon.
 

1814

 

BOREEL (PLAAT 10).

 

Deze familie, van oud aanzien in de Zuidelijke Nederlanden, verplaatste zich in het laatst der 16e eeuw vandaar naar de Noordelijke en leverde een aantal mannen op, die den Staat, vooral op politiek en diplomatiek gebied, met uitstekende talenten en grooten roem gediend hebben.

Ruffelaer Boreel, ridder 1424, overl. 1443 te Gent en aldaar in de St. Bavo's kerk begraven, was geh. met Petronella de Senechal. Van hem stamde af

 

Pieter Boreel, pensionaris te Middelburg, die het protestantisme omhelsde en daarvoor met achterlating van al zijne goederen en bezittingen in Zeeland naar Engeland moest vluchten en in 1560 te Norwich overleed. Uit zijn huwelijk met Catharina Joossens had hij twee dochters en drie zonen, Mr. Jacob, Johannes en Pieter.

 

Johannes, geb. in 1554, was geh. met Susanna Teelinck, doch overleed zonder kinderen.
Pieter, geb. in 1555, diende in 1575 als officier onder Prins Willem I en woonde het beleg van Middelburg bij. Hij was geh. met Abigail van Borssele van der Veere. Hunne nakomelingschap stierf in het laatst der 18e eeuw uit.

 

Van den oudsten zoon, Mr. Jacob Boreel, heer van Duynbeek en Westhoven, geb. 1552, overl. 1636 te Middelburg, stamde de tak af, die de vermaarde staatslieden heeft opgeleverd. Hij was in 1598 en later herhaalde malen burgemeester van Middelburg, in 1602 kolonel van een regiment voetknechten en woonde als zoodanig het beleg van Sluis bij, in 1609 president der vergadering van de Staten-Generaal te Bergen-op-Zoom tot het sluiten van het Twaalfjarig Bestand, in 1618 ambassadeur bij Jacobus I, Koning van Engeland, die hem tot Baronet verhief. Hij huwde: 1e Maria Paschier en 2e Maria Grimminck.

Uit het eerste huwelijk had hij Mr. Johan Boreel, heer van Duynbeek en Westhoven, geb. 22 April 1577, overl. Nov. 1629, in 1613 pensionaris van Middelburg, in 1615 secretaris der Staten van Zeeland, in 1623 raadpensionaris van Zeeland en gecommitteerd ter vergadering van de Staten-Generaal, en meermalen naar Engeland afgevaardigd. Hij was geh. met Agnes Hayman en had o. a. twee zonen, van welke de oudste, Theodoor Boreel, een zoon had, Johan Boreel, schepen en raad van Middelburg, geh. met Elisabeth Reesen, met

wiens zoon Pieter Reesen Boreel, geb. 1673, deze linie uitstierf, en de jongere, Mr. Johan Boreel, geb. 1621, overl. 1673, die tweemaal huwde, doch zonder kinderen stierf, in 1667 extra-ordinair ambassadeur in Engeland en van 1668 tot 1672 ordinair ambassadeur in dat rijk was.

 

Uit het tweede huwelijk van Mr. Jacob Boreel (met Maria Grimminck) sproten drie zonen, Mr. Willem Boreel, die volgt;

 

Jacob Boreel, geb. 1593, schepen en raad van Middelburg, en Abraham Boreel, geb. 1605, raad- en muntmeester-generaal van Zeeland, wier nakomelingschap spoedig uitstierf.

 

Mr. Willem Boreel, heer van Steeland en Duynbeek, geb. 1591, te Parijs overl. 19 Sept. 1668, de beroemde staatsman, is de meer onmiddellijke stamvader der thans nog bestaande familie. Hij was in 1628 pensionaris van Amsterdam en vervulde daarna gedurende veertig jaren verschillende gezantschappen bij de hoven van Zweden, Denemarken, Engeland en Frankrijk. Karel I van Engeland schonk hem 21 Maart 1644 den titel van Baronet en vermeerderde zijn wapen (dat tot nog toe uit een zwarten keper beladen met twee gouden zweepen en vergezeld van drie zwarte jachthoorns bestond) met een rood schildhoofd waarin een gaande en aanziende gouden leeuw (ontleend aan het wapen van Engeland), terwijl Karel II in zijne ballingschap hem 28 Juni 1653 tot Baron en Pair van Engeland verhief, waarvan het patent echter later niet uitgevaardigd is. Keizer Ferdinand III liet hem de waardigheid van Graaf des H. R. Rijks aanbieden, waarvoor hij bedankte. Hij was den 22 Sept. 1626 geh. met Jacoba Carels, geb. 6 Aug. 1607, te Parijs overl. 17 Juni 1657, dochter van Jan en van Anna ten Grootenhuys, en werd met zijne echtgenoote op kosten van den Staat met plechtigheid in de Groote Kerk te 's Gravenhage begraven.

Mr. Willem Boreel had, behalve eene dochter Maria (geh. met den Markies de Ressent, luitenant-generaal der Fransche kavalerie) , twee zonen Johan, en Jacob, zijnde een derde, Willem, geb. in 1634, jong overleden.

 

Johan,geb. 1629, overl. 22 Maart 1697, heer van Veendijk en Steeland, ruwaard van Putten, luitenant-kolonel der infanterie, werd in 1672 ambassadeur bij het Engelsche hof. Uit zijn huwelijk met Amaranthe van Vredenburch had hij drie zonen, die geene kinderen nalieten.

 

Jacob, heer van Duynbeek, geb. 1 Maart 1630, overl. 21 Aug. 1697, als buitengewoon ambassadeur in 1664 afgevaardigd naar den tsaar van Rusland, 1678 extra-ordinair gevolmachtigde te Brussel en bij de vredehandeling te Nijmegen, na het sluiten van den vrede eerste ambassadeur in Frankrijk van waar hij in 1680 terugkeerde, in 1697 eerste ambassadeur bij de vredehandeling te Rijswijk, was intusschen elf jaren hoofdofficier en viermaal regeerend burgemeester van Amsterdam geweest. Hij werd den 2 Sept. 1697 op kosten van den lande met staatsie in de Groote Kerk te 's Gravenhage begraven. Uit zijn huwelijk met Isabella Coymans had hij zeven kinderen, waarvan twee zonen, Jacob en Johan Hieronymus, kinderen nalieten.

 

Jacob, geb. 1678, commissaris der posterijen te Amsterdam, huwde Alida Backer. Zijne zonen lieten geen kinderen na en zijne dochter Isabella, geb. 1704, overl. 8 Dec. 1774, trad 2 Maart 1737 in den echt met H. H. van Haersma, rentmeester-generaal der domeinen in Friesland, geb. 1709, overl. 8 Feb. 1780. Uit dit huwelijk sproten drie dochters en een zoon, die zich Boreel van Haersma noemde, welke vereenigde namen op zijne afstammelingen zijn overgegaan,

 

Johan Hieronymus, geb. 1684, overl. 9 Sept. 1738, secretaris van Amsterdam, huwde Anna Maria Pels, en had slechts één zoon, Mr. Jacob, geb. 27 Maart 1711, overl. 4 April 1778, schepen en raad van Amsterdam en in 1759 met Mr. Jan van de Poll en Mr. Gerard Meerman afgevaardigd naar Engeland, geh. met Margaretha Agneta Munter. Van hunne vijf zonen zetten twee den stam voort:

A. Mr. Willem en B. Mr. Jacob.

 

A. Mr. Willem Boreel, geb. 19 Juni 1744, schepen en raad van Amsterdam, huwde Maria Trip, en had zes kinderen, waaronder twee dochters en een jonggestorven zoon. De drie overblijvenden waren:

a. Mr. Jacob Boreel, heer van Hogelanden, 8e Baronet, geb. 25 Oct. 1768, overl. 12 April 1821, raad en schepen van Amsterdam, geadmitteerd in de Ridderschap der provincie Holland bij organiek besluit van 28 Aug. 1814, nr. 14, erkend en geadmitteerd in de Ridderschap van Hollland; acte van bewijs 1 okt. 1816. Hij huwde Johanna Margaretha Munter en had, behalve vier dochters, een zoon, Jhr. Mr. Willem Boreel van Hogelanden, geb. 23 Maart 1800, lid en voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, geh. met Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel, waarvan kinderen.

b. Willem Francois Boreel, geb. 15 Sept. 1775, overl. 2 Mei 1851, luitenant-generaal der cavalerie, geh. met Catharina Anna Fagel, waarvan kinderen. Hij werd verheven tot den adelstand bij besluit van 9 Jan. 1821 en diploma van 21 Juli van dat jaar.

c. Lukas Boreel, geb. 1 Sept. 1780, overl. 23 Jan. 1854, verheven tot den adelstand bij besluit van 9 Jan. 1821 en diploma van 20 Oct. van dat jaar. Hij trad in den echt met Johanna Sara Gravin van Limburg-Stirum, waarvan kinderen.

 

B. Mr. Jacob Boreel, geb. 4 Maart 1753, overl. Nov. 1794, commies-generaal van de convooien en licentén en daarna raad en advokaat-fiskaal van de Admiraliteit te Amsterdam, huwde Johanna Barbara Voet van Winssen.
Zijn zoon:

Jacob Boreel, geb. 30 Jan. 1777, was minister-resident aan het hof der Beide Siciliën, en liet uit zijn huwelijk met Maria Johanna de Lemos na:

Theodoor Gustaaf Victor Boreel, geb. 12 Mei 1831, die bij besluit van 24 Oct. 1868 en diploma van 19 Dec. van dat jaar werd ingelijfd in den Nederlandschen adel. Hij huwde te Padang (Sumatra) Jacoba Hageman, waaruit kinderen.

 

1868

 

wp-Boreel-van-Hogelanden-300.gif

Beschrijving:

Schild: In zilver een hoge, zwarte keper, beladen met twee ineengestrengelde gouden zwepen, en vergezeld van drie zwarte jachthoorns, goud geopend, gemond, beslagen en gesnoerd, en op de top van de keper een zilveren schildje met een rechtop geplaatste rode linkerhandpalm en in een rood schildhoofd een gaande gouden leeuw.

Schildhouders: Twee engelen van natuurlijke kleur, gekleed in een zilveren gewaad, dat de buitenste borst bloot laat, en met geopende, naar beneden gerichte vlucht; het geheel geplaatst op een wolk van natuurlijke kleur.

Opmerkingen: Het schild overtopt met een kroon van drie bladeren en tweemaal drie parels. Wijziging 1821 en 1868: als 1814, maar zonder het schildje en het schild met een ridderkroon.

 

 

 

KOK spreekt in zijn Vaderlandsch Woordenboek, VII, blz. 789, van „verscheidene brieven en documenten, rakende het geslacht Boreel van 1339 tot 1639, bij den Hove van Holland gerevideerd en door des zelfs griffier uitgetrokken, 1626" (1639 of 1626 moet foutief zijn), zonder in bijzonderheden daaromtrent te treden.
Toen het wapen nog niet met het schildhoofd vermeerderd was, voerde de familie Boreel een der hoorns uit het schild tot helmteeken. Na die vermeerdering werd het helmteeken doorgaans weggelaten en het schild alleen met eene kroon gedekt. Zoo draagt dan het wapen van Boreel van Hogelanden (dat op den top van den keper beladen is met het merkteeken der Britsche baronets, eene roode linkerhand in een zilveren schildje) eene kroon die eene Engelsche burggravenkroon wordt genoemd, doch daar nog al van afwijkt, terwijl de overige BoreeIs hun schild eenvoudig met de Nederlandsche ridderkroon dekken.

 

Uit:
- WAPENBOEK VAN DEN NEDERLANDSCHEN ADEL
met Genealogische en Heraldische aanteekeningen  door J. B. Rietstap.
Eerste deel, te Groningen bij J. B. Wolters, 1883.

 

 

© WAZAMAR
sinds 1995

Hoewel er naar gestreefd is correcte informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op het moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is. Aan de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



web stats
free website tracker