|
|||||
Familiewapens in de Nederlanden |
|||||
|
|||||
|
|||||
Familiewapens Historische
Geslachtswapens Heraldische
Wapenkunde Heraldische
Wapenregisters |
|
Boreel |
|||
A |
|||||
- |
|||||
|
|||||
|
Schild: In zilver een hoge, zwarte keper, beladen met twee
ineengestrengelde gouden zwepen, en vergezeld van drie zwarte jachthoorns,
goud geopend, gemond, beslagen en gesnoerd. Schildhouders: Twee engelen van natuurlijke kleur, gekleed in een
zilveren gewaad, dat de buitenste borst bloot laat, en met geopende, naar
beneden gerichte vlucht; het geheel geplaatst op een wolk van natuurlijke
kleur. Opmerkingen: Het schild overtopt met een ridderkroon. |
||||
1814 |
|||||
|
|||||
BOREEL
(PLAAT 10). Deze
familie, van oud aanzien in de Zuidelijke Nederlanden, verplaatste zich in
het laatst der 16e eeuw vandaar naar de Noordelijke en leverde een
aantal mannen op, die den Staat, vooral op politiek en diplomatiek gebied,
met uitstekende talenten en grooten roem gediend hebben. Ruffelaer Boreel,
ridder 1424, overl. 1443 te Gent en aldaar in de St. Bavo's
kerk begraven, was geh. met Petronella
de Senechal. Van hem stamde af Pieter Boreel,
pensionaris te Middelburg, die het protestantisme omhelsde
en daarvoor met achterlating van al zijne goederen en bezittingen in Zeeland
naar Engeland moest vluchten en in 1560 te Norwich overleed. Uit zijn
huwelijk met Catharina Joossens
had hij twee dochters en drie zonen, Mr. Jacob, Johannes en Pieter. Johannes,
geb. in 1554, was geh. met Susanna Teelinck, doch overleed zonder kinderen. Van
den oudsten zoon, Mr. Jacob Boreel,
heer van Duynbeek en Westhoven, geb. 1552, overl. 1636 te Middelburg,
stamde de tak af, die de vermaarde staatslieden heeft opgeleverd. Hij was in
1598 en later herhaalde malen burgemeester van Middelburg, in 1602 kolonel
van een regiment voetknechten en woonde als zoodanig het beleg van Sluis bij,
in 1609 president der vergadering van de Staten-Generaal te Bergen-op-Zoom
tot het sluiten van het Twaalfjarig Bestand, in 1618 ambassadeur bij Jacobus
I, Koning van Engeland, die hem tot Baronet verhief. Hij huwde: 1e
Maria Paschier en 2e Maria Grimminck. Uit
het eerste huwelijk had hij Mr. Johan
Boreel, heer van Duynbeek en Westhoven, geb. 22 April 1577,
overl. Nov. 1629, in 1613 pensionaris van Middelburg, in 1615 secretaris der
Staten van Zeeland, in 1623 raadpensionaris van Zeeland en gecommitteerd ter
vergadering van de Staten-Generaal, en meermalen naar Engeland afgevaardigd.
Hij was geh. met Agnes Hayman en
had o. a. twee zonen, van welke de oudste, Theodoor Boreel, een zoon had, Johan Boreel, schepen en raad van Middelburg, geh.
met Elisabeth
Reesen, met wiens zoon Pieter
Reesen Boreel, geb. 1673, deze linie uitstierf, en de jongere,
Mr. Johan Boreel, geb.
1621, overl. 1673, die tweemaal huwde, doch zonder kinderen stierf, in 1667
extra-ordinair ambassadeur in Engeland en van 1668 tot 1672 ordinair
ambassadeur in dat rijk was. |
|||||
|
|||||
Uit
het tweede huwelijk van Mr. Jacob Boreel (met Maria Grimminck) sproten drie
zonen, Mr. Willem Boreel,
die volgt; Jacob Boreel,
geb. 1593, schepen en raad van Middelburg, en Abraham Boreel, geb.
1605, raad- en muntmeester-generaal van Zeeland, wier nakomelingschap spoedig
uitstierf. Mr.
Willem Boreel, heer
van Steeland en Duynbeek, geb. 1591, te Parijs overl. 19 Sept. 1668, de
beroemde staatsman, is de meer onmiddellijke stamvader der thans nog bestaande
familie. Hij was in 1628 pensionaris van Amsterdam en vervulde daarna
gedurende veertig jaren verschillende gezantschappen bij de hoven van Zweden,
Denemarken, Engeland en Frankrijk. Karel I van Engeland schonk hem 21 Maart
1644 den titel van Baronet en vermeerderde zijn wapen (dat tot nog toe uit een zwarten keper beladen met twee gouden zweepen
en vergezeld van drie zwarte jachthoorns bestond)
met een rood schildhoofd waarin een gaande en aanziende gouden leeuw (ontleend
aan het wapen van Engeland), terwijl Karel II in zijne ballingschap hem 28
Juni 1653 tot Baron en Pair van Engeland verhief, waarvan het patent echter
later niet uitgevaardigd is. Keizer Ferdinand III liet hem de waardigheid van
Graaf des H. R. Rijks aanbieden, waarvoor hij bedankte. Hij was den 22 Sept.
1626 geh. met Jacoba Carels, geb.
6 Aug. 1607, te Parijs overl. 17 Juni 1657, dochter van Jan en van Anna ten
Grootenhuys, en werd met zijne echtgenoote op kosten van den Staat met
plechtigheid in de Groote Kerk te 's Gravenhage begraven. Mr.
Willem Boreel had, behalve eene
dochter Maria (geh.
met den Markies de Ressent, luitenant-generaal der Fransche kavalerie) , twee
zonen Johan, en Jacob, zijnde een
derde, Willem, geb.
in 1634, jong overleden. Johan,geb.
1629, overl. 22 Maart 1697, heer van Veendijk en Steeland, ruwaard van
Putten, luitenant-kolonel der infanterie, werd in 1672 ambassadeur bij het
Engelsche hof. Uit zijn huwelijk met Amaranthe
van Vredenburch had hij drie zonen, die geene kinderen nalieten. Jacob,
heer van Duynbeek, geb. 1 Maart 1630, overl. 21 Aug. 1697,
als buitengewoon ambassadeur in 1664 afgevaardigd naar den tsaar van Rusland,
1678 extra-ordinair gevolmachtigde te Brussel en bij de vredehandeling te
Nijmegen, na het sluiten van den vrede eerste ambassadeur in Frankrijk van
waar hij in 1680 terugkeerde, in 1697 eerste ambassadeur bij de
vredehandeling te Rijswijk, was intusschen elf jaren hoofdofficier en
viermaal regeerend burgemeester van Amsterdam geweest. Hij werd den 2 Sept.
1697 op kosten van den lande met staatsie in de Groote Kerk te 's Gravenhage
begraven. Uit zijn huwelijk met Isabella
Coymans had hij zeven kinderen, waarvan twee zonen, Jacob en Johan
Hieronymus, kinderen nalieten. Jacob,
geb. 1678, commissaris der posterijen te Amsterdam, huwde Alida Backer. Zijne zonen lieten geen
kinderen na en zijne dochter Isabella, geb. 1704, overl. 8 Dec. 1774, trad 2
Maart 1737 in den echt met H. H. van Haersma, rentmeester-generaal der
domeinen in Friesland, geb. 1709, overl. 8 Feb. 1780. Uit dit huwelijk
sproten drie dochters en een zoon, die zich Boreel van Haersma noemde, welke vereenigde namen
op zijne afstammelingen zijn overgegaan, Johan Hieronymus,
geb. 1684, overl. 9 Sept. 1738, secretaris van Amsterdam,
huwde Anna Maria Pels, en had
slechts één zoon, Mr. Jacob,
geb. 27 Maart 1711, overl. 4 April 1778, schepen en raad van Amsterdam en
in 1759 met Mr. Jan van de Poll en Mr. Gerard Meerman afgevaardigd naar
Engeland, geh. met Margaretha Agneta
Munter. Van hunne vijf zonen zetten twee den stam voort: A. Mr. Willem en B. Mr. Jacob. A.
Mr. Willem Boreel, geb. 19 Juni 1744,
schepen en raad van Amsterdam, huwde Maria
Trip, en had zes kinderen, waaronder twee dochters en een jonggestorven
zoon. De drie overblijvenden waren: a.
Mr. Jacob Boreel,
heer van Hogelanden, 8e
Baronet, geb. 25 Oct. 1768, overl. 12 April 1821, raad en schepen van
Amsterdam, geadmitteerd in de Ridderschap der provincie Holland bij organiek
besluit van 28 Aug. 1814, nr. 14, erkend
en geadmitteerd in de Ridderschap van Hollland; acte van bewijs 1 okt. 1816.
Hij huwde Johanna Margaretha Munter
en had, behalve vier dochters, een zoon, Jhr. Mr. Willem Boreel van Hogelanden, geb. 23 Maart 1800,
lid en voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, geh. met Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel,
waarvan kinderen. b. Willem Francois Boreel, geb. 15 Sept. 1775, overl. 2
Mei 1851, luitenant-generaal der cavalerie, geh. met Catharina Anna Fagel, waarvan kinderen. Hij werd verheven tot den
adelstand bij besluit van 9 Jan. 1821 en diploma van 21 Juli van dat jaar. c.
Lukas Boreel, geb.
1 Sept. 1780, overl. 23 Jan. 1854, verheven tot den adelstand bij besluit van
9 Jan. 1821 en diploma van 20 Oct. van dat jaar. Hij trad in den echt met Johanna Sara Gravin van Limburg-Stirum,
waarvan kinderen. B.
Mr. Jacob Boreel, geb.
4 Maart 1753, overl. Nov. 1794, commies-generaal van de convooien en
licentén en daarna raad en advokaat-fiskaal van de Admiraliteit te Amsterdam,
huwde Johanna Barbara Voet van Winssen.
Jacob Boreel,
geb. 30 Jan. 1777, was minister-resident aan het hof der
Beide Siciliën, en liet uit zijn huwelijk met Maria Johanna de Lemos na: Theodoor Gustaaf Victor
Boreel, geb. 12 Mei 1831, die bij besluit
van 24 Oct. 1868 en diploma van 19 Dec. van dat jaar werd ingelijfd in den
Nederlandschen adel. Hij huwde te Padang (Sumatra) Jacoba Hageman, waaruit kinderen. |
|||||
|
|||||
|
|||||
|
Beschrijving: Schild: In zilver een hoge, zwarte keper, beladen met twee
ineengestrengelde gouden zwepen, en vergezeld van drie zwarte jachthoorns,
goud geopend, gemond, beslagen en gesnoerd, en op de top van de keper een
zilveren schildje met een rechtop geplaatste rode linkerhandpalm en in een
rood schildhoofd een gaande gouden leeuw. Schildhouders: Twee engelen van natuurlijke kleur, gekleed in een
zilveren gewaad, dat de buitenste borst bloot laat, en met geopende, naar
beneden gerichte vlucht; het geheel geplaatst op een wolk van natuurlijke
kleur. Opmerkingen: Het schild overtopt met een kroon van drie bladeren
en tweemaal drie parels. Wijziging 1821 en 1868: als 1814, maar zonder het
schildje en het schild met een ridderkroon. |
||||
|
|||||
|
|||||
|
|||||
KOK
spreekt in zijn Vaderlandsch Woordenboek, VII, blz. 789, van
„verscheidene brieven en documenten, rakende het geslacht Boreel van
1339 tot 1639, bij den Hove van Holland gerevideerd en door des zelfs
griffier uitgetrokken, 1626" (1639 of 1626 moet foutief zijn), zonder in
bijzonderheden daaromtrent te treden. |
|||||
|
|||||
Uit: |
|||||
|
|||||
|
|||||
Hoewel er naar gestreefd is correcte
informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op
het moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is.
Aan de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. |
|||||
|
|||||
|
|